• Foto: Maria Heijdendael
    #CCCCFF
    #CCCCFF
    230

Verslag conferentie Ouderbetrokkenheid

25 mei 2012 - Mar Oomen, journalist/schrijver

Neem de tijd om elkaar te leren kennen

Hoe betrek je met name migrantenouders bij het onderwijs van hun kinderen en bij instellingen als Jeugdzorg? Die vraag stond centraal op de werkconferentie Ouderbetrokkenheid is een gesprek, 25 mei jl in de Jaarbeurs Utrecht, een initiatief van de Landelijke oudergroep, Opvoeden is een gesprek. Zeker 150 belangstellenden waren op de conferentie afgekomen: medewerkers van onderwijsinstellingen, van justitiële instellingen, van instellingen voor jeugdzorg, pleegzorg, onderzoekers, ambtenaren bij gemeentes, stadsdelen, vertegenwoordigers van de Landelijke oudergroep natuurlijk en 'gewone' ouders. Alle instellingen in Nederland die op een of andere wijze te maken hebben met de zorg voor kinderen van migrantenouders waren vertegenwoordigd.
Zo eenvoudig als het antwoord op de vraag is – gewoon met elkaar praten en naar elkaar luisteren – zo moeilijk blijkt hij in de praktijk vorm te geven. Dat bleek in de loop van de dag uit de presentaties van de deskundigen, de voordrachten van de theatermakers en woordkunstenaars; en tijdens de ronde-tafelgesprekken.

 

Migrantenouders heel betrokken

Migrantenouders voelen zich doorgaans zeer betrokken bij de zorg en opvoeding van hun kinderen. Wat ze van hun kinderen en het onderwijs verwachten, kan verschillen van de gangbare opvattingen. Pas als vertegenwoordigers van opvoedinstellingen de tijd en de ruimte nemen om met ouders te praten en écht naar hen te luisteren – dus zonder vooroordelen – kan duidelijk worden wat de wederzijdse verwachtingen en de onderliggende waarden en normen zijn.

'Ieder jaar weer zei de leerkracht van mijn kind dat het goed ging met hem op school', zei een moeder bij aanvang van de conferentie. Dagvoorzitter Pieter Hilhorst had de zaal gevraagd naar voorbeelden van de misverstanden die kunnen ontstaan tussen professionals en ouders. 'Maar de leerkracht gaf een heel laag advies voor het vervolgonderwijs van mijn zoon. Hoe kan dat?'
Het bleek een vaak voorkomend misverstand: 'Het gaat goed op school', interpreteren veel ouders als: 'Mijn kind haalt wel havo of vwo', dat immers staat in Nederland bekend als goed. De ouders weten niet dat de leerkracht bedoelt: het gaat goed met het kind op zijn niveau.
 

Minister Marja van Bijsterveldt: 'Goed onderwijs begint thuis'

'Een goed contact tussen ouders en school is belangrijk. Dan gaat het beter met het kind', zei demissionair minister van Onderwijs Marja van Bijsterveldt via een videoboodschap. 'Respect voor elkaars standpunten is essentieel. Ouders en school moeten het eens zijn over een aantal basisnormen en waarden. Maar soms is contact moeilijk door verschillen in taal en cultuur. Om het contact te bevorderen hebben sommige scholen ouderkamers ingericht waar ouders elkaar kunnen ontmoeten. Een aantal scholen houdt ouders per email op de hoogte van de activiteiten van hun kind op school. Om zich goed te ontwikkelen hebben kinderen de steun van hun ouders nodig. Goed onderwijs begint thuis.'

 

Ouderkamers en email-contact

'Minister Bijsterveldt spreekt van ouderkamers en email-contact. Dat klinkt niet gek', reageerde dagvoorzitter Pieter Hilhorst op de videoboodschap. En hij vroeg de zaal. 'Wie kent scholen met een ouderkamer?' Zes mensen staken hun hand op. 'Ik ken een school in Osdorp met een ouderkamer', zei een van hen. 'Die werd heel goed bezocht, vaak zaten daar wel dertig mensen. Maar de school heeft wel tweehonderd leerlingen. Met in principe dus vierhonderd ouders. Lang niet iedereen komt in die ouderkamers.'
'En email-contact, hoeveel scholen houden email-contact met de ouders van hun leerlingen?'
Eén vrouw stak haar hand in de lucht. 

 

 

 

Richard Knel, Landelijke oudergroep "Opvoeden is een gesprek"
Ongemakkelijk en onbegrepen

 

 

Praten over opvoeden is belangrijk, maar minder eenvoudig dan het op het eerste gezicht lijkt. Dat maakte Richard Knel, een van de ouders van de Landelijke oudergroep 'Opvoeden is een gesprek' meteen duidelijk met de stellingen die hij poneerde ter introductie van de visie van de Landelijke oudergroep. 'Het is belangrijk', begon hij, 'dat meisjes anders worden opgevoed dan jongens.' En hij vervolgde met: 'Slaan is soms nodig.' En: 'Het is niet wenselijk dat meisjes in een andere stad gaan studeren.' Om te eindigen met: 'Seks voor het huwelijk mag niet.'

Na een korte stilte vroeg Knel de zaal: 'Wat denkt u nu, hoe voelt u zich? Ongemakkelijk? Onbegrepen? Precies zo voelen heel veel migrantenouders zich: ongemakkelijk en onbegrepen. Onze kinderen zijn oververtegenwoordigd in negatieve zaken als criminaliteit en zelfmoord. We willen daar verandering in brengen en daarom hebben we het initiatief genomen voor deze conferentie.' Richard Knel vertelde dat hij met Antilliaanse, Surinaamse, Marokkaanse, Egyptische en Somalische vaders had gesproken en vrijwel allemaal bleken bang voor de kindertelefoon en bang voor jeugdzorg te zijn. Ze hadden gehoord dat de politie zo bij je langs kan komen en je kind kan meenemen, zonder dat jou als ouder wat gevraagd wordt.
 

Waarom lukt het niet elkaar te bereiken?

Knel: 'Wij van de Landelijke oudergroep denken dat scholen, jeugdzorginstellingen en anderen graag willen dat migrantenouders betrokken zijn. Wij horen dat ze het moeilijk vinden de ouders te bereiken en te betrekken. Ondertussen hebben wij gezien en gehoord dat zowel vaders als moeders heel graag over opvoeden willen praten. Waarom lukt het dan niet elkaar te bereiken?'
Volgens de Landelijke oudergroep zijn de scholen en instellingen te veel gefocused op problemen, ze denken te veel in aparte hokjes, er zijn te veel protocollen, de instellingen richten zich te veel op individuele ouders en de normen die ze hanteren zijn voor migrantenouders niet meteen duidelijk, het zijn impliciet normen. Ouders weten daardoor niet wat van hen verwacht wordt. Zij voelen zich mede daardoor onzeker. Ze ervaren dat er weinig ruimte is voor hun eigen verhaal, er zijn ook weinig mogelijkheden om ervaringen met andere ouders uit te wisselen. Graag zouden ze af en toe onderwerpen op de agenda zetten die zijzelf belangrijk vinden, maar de mogelijkheden daartoe zijn er nauwelijks.
 

Hoe zou het anders kunnen?

Hoe zouden ouders meer betrokken kunnen worden? Wat wordt met ouderbetrokkenheid eigenlijk precies bedoeld: dat ouders betrokken zijn bij hun kinderen, bij scholen en instellingen? Of dat scholen en instellingen betrokken zijn bij ouders? De Landelijke oudergroep ziet veel heil in de empowerment van ouders, van zowel vaders als moeders. Opdat ouders meer controle krijgen over hun eigen situatie en leren vertrouwen op hun eigen capaciteiten. Daarnaast zouden er meer mogelijkheden moeten komen voor ouders om met elkaar te praten over hun achtergronden en ervaringen, zodat ze gezamenlijk naar nieuwe opvoedingswegen kunnen zoeken. Maar ouders moeten daartoe wel zelf het initiatief nemen en niet thuis zitten blijven wachten. Professionals zouden hen kunnen begeleiden in het zoeken naar nieuwe wegen. Tegelijkertijd zouden hulpverleners moeten ophouden 'medisch' te denken. Opvoedkwesties zijn mensenkwesties, geen medische kwesties. Ouders en professionals zouden in ieder geval, aldus Richard Knel, elkaars deskundigheid moeten erkennen en als gelijkwaardigen met elkaar om moeten gaan. Uiteindelijk wil iedereen dat kinderen in een veilige en open omgeving kunnen opgroeien, in de wetenschap dat opvoeden een gesprek is.
 

HakimTaïdia: 'Blaf als een hond'

'Jullie kennen toch allemaal Dikkie Dik?', vroeg Hakim Taïdia, 'die dikke, rode kater?' Al grappend en schertsend had de zachtaardige, van oorsprong Algerijnse theatermaker en mimekunstenaar de lachers in de zaal al helemaal op zijn hand. Met de ene woordgrap na de andere (ik moet voorkomen dat, oh moet je morgen voorkomen?) had hij laten zien hoe makkelijk misverstanden tussen mensen met verschillende achtergronden kunnen ontstaan. Nu vertelde hij dat Dikkie Dik plotseling oog in oog was komen te staan met een grote, zwarte hond. Dikkie Dik schrok zich een hoedje, gelukkig kwam daar net zijn moeder aan. 'Blaf als een hond', adviseerde zij: 'waf waf waf (Hakim: Marokkanen zeggen: houw, houw, houw). Dikkie Dik blafte en weg was de hond. 'Zie je hoe belangrijk het is je talen te spreken?'zei de moeder van Dikkie Dik. 
 

Hij doet alles wat ik zeg

Ontroerend was met name de verbeelding van Hakims bezoek aan de school van zijn zoon. Al bij de voordeur ontstond een groot misverstand tussen hem en de leerkracht, Zaccharia, die had laten weten hem te willen spreken. Bellen moest hij, en niet op de deur kloppen. En nu de leerkracht de deur open had gedaan, mocht hij er dan toch in? 'Nee, nu heb ik het druk. Hè, hè.'
'Je bent hier voor je zoon. Je hebt een brief gehad, en nog een brief en dan word je gebeld.'
'Ik heb geen brief gehad.'
'Praat u met uw zoon?'
'Dat hoeft niet, hij doet alles wat ik zeg.'
'Hoe is de communicatie?'
'Communi -wat?'
Hè, hè.
Poeh, poeh.
Tjonge
'Het gaat niet goed met uw zoon op school. Hij tekent al twee jaar al uw brieven.'
'Tekenen. Hij kan helemaal niet tekenen!' Dan wordt de vader heel boos en begint te schreeuwen: 'Ik zal hem...'
'En dat werkt?'
 

Hoogleraar Mariëtte de Haan:
Leerkrachten praten anders met Nederlandse ouders dan met migrantenouders

Gesprekken tussen leerkrachten en Nederlandse ouders verlopen anders dan tussen leerkrachten en migrantenouders. Tot die conclusie kwam hoogleraar Mariëtte de Haan nadat ze zestig voorlopige schooladviesgesprekken had bijgewoond en die vervolgens had geanalyseerd.
In de gesprekken met Nederlandse ouders schreven leerkrachten het succes of het falen van leerlingen toe aan psychologische oorzaken. Bij migrantenkinderen werd doorgaans de mate van inzet als oorzaak van tegenvallende prestaties aangevoerd: had het kind wel goed zijn best gedaan? De Haan had het idee dat leerkrachten daarmee anticipeerden op wat ouders belangrijk vonden. Waardering van en nadruk op de inzet van het kind hoort bij de cultuur van migratie. Tegelijkertijd leek het erop dat leerkrachten minder verwachtten van migrantenleerlingen. Impliciet leek hun boodschap aan de ouders: het kind kan nu eenmaal niet beter.
Ook de dynamiek van de gesprekken was anders. Met Nederlandse ouders voerden leerkrachten een echt gesprek, de gesprekspartners stelden zich gelijkwaardig op. De ouders konden ook goed uit de voeten met het jargon van de leerkrachten. In de gesprekken met migrantenouders waren er meer conflicten. Migrantenouders namen vaak ook een wat passievere houding aan, ze beschouwden de leerkracht als de deskundige.
Om tot een gelijkwaardiger contact te komen zouden volgens De Haan docenten en ouders elkaar vaker moeten spreken. 

 

Regina Petit:
'Ga op huisbezoek en zorg voor contactpersonen in eigen taal'

Migrantenouders van kinderen op het MBO hebben vaak weinig zicht op hoe het met hun kind gaat op school en wat het op school doet. Tegelijkertijd vinden ze het wel heel belangrijk dat hun kind een goede opleiding volgt. Wat is er aan de hand? Dat wilde Regina Petit van het Expertisecentrum Beroepsonderwijs graag weten. Vooral omdat veel leerlingen in het MBO grote leerachterstanden hebben.
Petit voerde een groepsgesprek met Turkse en Marokkaanse ouders die de Nederlandse taal niet machtig zijn, want juist zij zijn moeilijk te betrekken bij het onderwijs.
De ouders vertelden weinig zicht te kunnen hebben op wat er op school gebeurde. Een dochter zat bijvoorbeeld wel achter de computer, maar maakte ze inderdaad huiswerk, zoals ze zelf beweerde? Controleren konden ze dat niet. Vaak beweerden hun kinderen dat ze geen huiswerk hadden, terwijl dat wel het geval was, bleek dan weken later. Lastig vonden de ouders het ook als hun kinderen niet of nauwelijks met hen over school wilden praten. Alleen met hun broers of zussen spraken ze weleens over school. De ouders dachten ook altijd dat als hun zoon of dochter niet op school verscheen, zij wel gewaarschuwd zouden worden. Dat was dus niet het geval. Ouders die zelf op school een kijkje hadden genomen, waren geschrokken van de enorme drukte. In die chaos kon een gewoon kind toch niet leren? Hun kinderen hadden meer structuur nodig.
Volgens Petit zou het al heel veel uitmaken als bij deze zeer moeillijk bereikbare ouders minimaal eens per jaar een leerkracht op huisbezoek komt. Het contact met school verloopt dan vanzelf veel makkelijker, had ze gezien. Zorg ook, zei ze, voor een contactpersoon in de eigen taal. En schrijf bij de inschrijving van de leerling óók het telefoonnummer op van de ouders en niet alleen dat van de leerling.

Onderzoek: Nabij op afstand: ouders en het mbo Website ECBO

 

 

Larissa Belo:
Opvoedworkshops voor migrantenouders helpen

 

Al drie jaar lang organiseert het project- en adviesbureau Diversiteitsland opvoedworkshops in de eigen taal voor migrantenouders en hun kinderen. Allereerst ter voorkoming van problemen, maar ook om ouders zich meer bewust te laten worden van de wijze waarop ze hun kinderen opvoeden en hen nieuwe inzichten te verschaffen. De workshops blijken zeer succesvol, aldus Larissa Belo van Diversiteitsland. Inmiddels hebben 90 moeders, 35 vaders en 132 kinderen er een gevolgd. Deelnemers houden na afloop contact met elkaar en blijven met elkaar praten over opvoeden (terwijl ze dat daarvoor niet deden).

Ouders bepalen min of meer zelf welke kwesties ze in de workshops aan de orde willen stellen. Doorgaans zijn dat alledaagse problemen waar elke ouder mee te maken heeft: hoe stel je grenzen op een positieve manier, hoe straf je en beloon je, of: wat doe je als je kind niet naar de gymles wil. Ook komen er onderwerpen aan de orde die duidelijk met opvoeden in twee culturen te maken hebben, zoals: moet je je dochter en je zoon gelijkwaardig opvoeden, wat is de rol van de vader in de opvoeding? 'Het aardige is', aldus LarissaBelo, 'de ouders komen meestal zelf met oplossingen voor problemen. Daarom werkt het zo goed, we sluiten aan bij de behoeften van de ouders. We gaan uit van hun eigen kracht.'
Diversiteitsland heeft van de workshop een handleiding gemaakt die voor iedereen beschikbaar is. 

 

Paneldiscussie: 'Verzuim van dertig procent. Hoe kan dat?'

 

'Van hoeveel ouders heeft u het telefoonnummer?'
Tijdens de paneldiscussie over alle kwesties die inmiddels aan de orde waren gekomen die ochtend, viel dagvoorzitter Pieter Hilhorst meteen met de deur in huis.

'Van alle 1900 leerlingen met wie ik als zorgcoördinator te maken heb', antwoordde Frits van Oorschot, zorgcoördinator van het ROC Zadkine Rotterdam. 'Onze school telt 20.000 leerlingen.'
'En hoeveel leerlingen spijbelen?'
'Dertig procent.'
'Dertig procent?' Pieter Hilhorst schrok. 'Dus een derde van iedere klas is er niet? Hoe kan dat?'
'Het is precies zoals Hakim schetst: je belt, je schrijft een brief en nog een brief en niemand reageert.'
'En wat zeggen de ouders?'
'Dat ze het niet wisten.'
Het verzuimpercentage en de schooluitval is in het MBO zeer groot, beaamde Cynthia Ortega, Tweede Kamerlid van de ChristenUnie. 'Ik weet daar van, ja.'

Pieter Hilhorst probeerde samen met het panel en de zaal te onderzoeken hoe het komt dat het verzuimpercentage onder allochtone leerlingen zo groot is en hoe ouders en instellingen daarin verandering kunnen brengen. Allereerst: scholen achten kinderen ouder dan 18 jaar volwassen, het kind beslist zelf wat het met zijn leven doet. Scholen zullen ouders dan ook niet bellen als het niet op school verschijnt, ze zien dat als hun eigen verantwoordelijkheid.
'Bij allochtonen blijven kinderen altijd kinderen, ongeacht hun leeftijd', zei later iemand in de zaal. 'Misschien zouden scholen daar rekening mee kunnen houden?'

Neem de tijd

Tal van suggesties werden gedaan om het contact met de ouders te bevorderen en het verzuim tegen te gaan. Weer suggereerden mensen: ga als docent op huisbezoek, dan weet je wat er speelt, de rest van het jaar zal - misschien niet vlekkeloos- maar veel beter verlopen. Ouders voelen zich serieus genomen. Neem, zeiden verschillende panelleden, bij de inschrijving van de leerling voor de opleiding uitgebreid de tijd om met de ouders en de leerling te praten. Probeer er achter te komen of de studie zijn eigen keuze is, of die van de ouders. Probeer tijdens dat gesprek ook meer te weten te komen over de achtergronden van de ouders, hun verwachtingen, maak duidelijk wat de verwachtingen van de school ten aanzien van ouders en leerlingen zijn. Vraag naar hun talenten, hoe ze een bijdrage aan de school zouden kunnen leveren. Neem in ieder geval, zei iedereen, de tijd om met ouders te praten. En wees open, zonder vooroordeel. R`kia El Mohim, lid van de Landelijke oudergroep, vertelde in het panel hoeveel moeite ze moest doen om de directeur te spreken te krijgen van de school waar ze haar dochter naartoe wilde sturen. Haar dochter bleek te slim voor het vmbo waar ze op zat. Het leek alsof de directeur haar niet geloofde, alsof hij dacht: 'Daar heb je weer zo'n allochtone moeder'. R`kia El Mohim: 'Je moet als migrantenouder zeer sterk in je schoenen staan op vooroordelen het hoofd te kunnen bieden. Ik had gehoord dat het een goede school was van mensen in mijn omgeving. Maar het voelde alsof mijn dochter er niet welkom was. Toen ik zei: ik kan mijn dochter helpen met Frans, reageerde de directeur heel verrast. Zo van: hé, allochtone ouders kunnen misschien toch ook wel wat.'

Nederlander als coach

Panellid Rabiaa Bouhalhoul van de gemeente Rotterdam vertelde dat ze op een goed moment een Nederlandse man had gevraagd coach en mentor te zijn van haar zoon die veel spijbelde. 'Ja, ook ik heb een kind dat spijbelt', lachtte ze. 'Toen hij 18 werd, zei hij tegen me: ik ben nu 18, ik wil niet meer dat je je met mij bemoeit. De hulp van die mentor accepteerde hij gelukkig. En, heel opvallend: op school werd hij dankzij die Nederlandse coach veel serieuzer genomen. Zo hoort het niet te zijn, zo is het helaas wel.'
'Ik ben ook wel eens zo'n nep-stiefvader geweest', bekende Pieter Hilhorst. 'Ineens blijken deuren open te gaan voor het kind en wordt het veel serieuzer genomen.'
Ortega: 'Zo houden we zelf de situatie in stand.'
Op lerarenopleidingen zouden aanstaande leerkrachten meer vaardigheden bijgebracht moeten krijgen over hoe ze met ouders met verschillende culturele achtergronden om kunnen gaan, zei iemand in de zaal. 'Die kennis ontbreekt bij leerkrachten. En iedereen zou ervan doordrongen moeten zijn dat alle ouders, waar ze ook vandaan komen, altijd het beste voor hebben met hun kind.'
'Tenslotte zou ik nog een laatste tip willen meegeven', zei Pieter Hilhorst ter afsluiting van de discussie: 'Praat als ouders veel met elkaar, je komt er achter dat je niet de enige bent met problemen - als groep sta je doorgaans veel sterker.'

Om ook het perspectief van jongeren een plek te geven worden voordat de ronde tafelsessies beginnen de animaties uit het Utrechtse project "Jong gedaan - Oud geleerd" getoond en vertellen Bjorn en Maxwell van "Je weet zelluf" uit Rotterdam over hun ervaring met school en het leven.

 

Twaalf rondetafelgesprekken
Zo doen ouders wel mee

'Ga op huisbezoek.' En: 'Laat leerlingen hun eigen ouderavond organiseren, dan komen de ouders vanzelf.' Zo eenvoudig kan het zijn. Die middag hadden alle conferentiebezoekers in groepen met elkaar gebrainstormd over de vragen: wat zijn thema's waarover professionals en ouders met elkaar zouden moeten praten, wat zijn voorwaarden voor een goed gesprek tussen ouders en professionals en hoe zou de betrokkenheid van ouders het best georganiseerd kunnen worden? Na afloop had Pieter Hilhorst de zaal gevraagd naar de meest prikkelende suggesties.
'Ik werk in een justitiële jeugdinstelling voor jongeren die in aanraking zijn gekomen met justitie', vertelde een vrouw op aandringen van haar tafelgenoot. 'We werken met een speciale opvoedmethode: de vier denkfouten, noemen we die. De jongeren moeten op een avond die ze zelf organiseren aan hun ouders uitleggen wat die denkfouten zijn en hoe ze werken: egocentrisme, altijd anderen de schuld geven, uitgaan van het ergste en goed praten wat niet deugt. Heel bijzonder zijn die bijeenkomsten. Iedereen, werkelijk alle ouders zijn er. De jongeren confronteren hun ouders soms met hun eigen denkfouten.'

Huisbezoek

Een andere vrouw vertelde dat ze, toen ze jaren geleden op een school in Rotterdam werkte, het lastig vond dat er altijd zo weinig ouders op de tafeltjesavonden verschenen. Ze besloot op huisbezoek te gaan. Haar collega's verklaarden haar voor gek, dat kostte toch veel te veel tijd. Toch deed ze het – bij al haar leerlingen. 'Sindsdien werden mijn tafeltjesavonden druk bezocht. Bij mijn collega's bleef het stil.'
Een school besloot voortaan de ouders te laten meedenken over de thema's die op ouderavonden besproken zouden worden. Sindsdien worden de avonden goed bezocht. 'Als je wilt dat ouders komen, moet je ze de agenda laten bepalen.' Bij jeugdzorg worden vooral de bijeenkomsten heel goed bezocht waar ouders kunnen komen vertellen wat de invloed is van jeugdzorg op het gezin.

Organiseer je als ouder
'Ik zou weer mijn stokpaardje van stal willen halen', zei Pieter Hilhorst. 'om ook een politiek tintje aan deze dag te geven. Praat als ouders met elkaar, organiseer je. Als ouder alleen durf je vaak niet tegen het beleid van een school in te gaan, bang dat je kind daar last van krijgt. Als groep loop je dat risico veel minder, en kun je veel meer voor elkaar krijgen. Op de school van mijn kind bleken ineens heel veel kinderen niet aan de citotoets mee te mogen doen. Daar kwamen de ouders achter toen ze met elkaar gingen praten.'

It takes a village...

Hinde Chergui van Stadsdeel Nieuw-West vertelde dat in Amsterdam-West wordt geprobeerd om ook de wijk te betrekken bij de opvoeding van de jeugd. 'It takes a village to raise a child, dat is toch ook een motto van BMP?'
'Klopt', reageerde Saskia Moerbeek, directeur van stichting BMP. 'In onze groep hebben we het daar ook uitgebreid over gehad. Hoe laat je instellingen en ouders in een buurt met elkaar samenwerken.'

Niet overdrijven

'Maar', waarschuwde een ouder in de zaal, 'we moeten ook niet overdrijven. Kinderen zijn ook kinderen.'
Ze vertelde dat een paar kinderen uit haar buurt puur uit baldadigheid een keer vuurtje hadden gestookt op het plein bij haar achter. De brandweer was uitgerukt, de politie met heel veel wagens, en de jongens moesten een HALT-cursus bij de brandweer volgen.
Pieter Hilhorst, stom verbaasd: 'Waar was dat?'
'In Breda.'

Na dit laatste verhaal en de tip dat je kinderen ook gewoon moet laten spelen en niet meteen een leger van hulpverleners moet inzetten om een opvoedoffensief te starten kwam T. Martinus aan het woord.

De hele dag had hij als een soort jonge uitgave van sneldichter Nico Dijkshoorngeluisterd, gekeken en geschreven om de dag af te kunnen sluiten met vellen vol mooie zinnen en rake typeringen.
Lees maar. 

Mar Oomen, journalist/schrijver