• Foto: Maria Heijdendael
    #CCCCFF
    #CCCCFF
    230

Tweede voortgangsbericht, september 2011

Inleiding

Het project Opvoeden is een gesprek is in september 2010 van start gegaan en loopt inmiddels ruim één jaar. Het project, dat in zijn geheel drie jaar duurt, komt voort uit de constatering dat opvoeden wel een heel actueel thema is, maar dat bepaalde wezenlijke vragen in het debat over opvoeding niet aan de orde komen. Daarmee wordt gedoeld op vragen als waartoe voeden we op? En wie wil ikzelf zijn als opvoeder? Een andere constatering is dat in het debat over opvoeden migrantenouders nauwelijks meespreken, terwijl zij hier wel veel behoefte aan hebben. 

Doordat de samenleving snel verandert, ervaren veel ouders dat zij zichzelf als opvoeder als het ware opnieuw moeten uitvinden. Het ouderschap leidt tot vragen als “wat voor opvoeder wil ik zijn, wat neem ik mee van de opvoeding door mijn eigen ouders en hoe ga ik om met de invloed van de omgeving op mijn kind?” Ouders met een migrantenachtergrond staan voor een nog grotere opgave dan de doorsnee Nederlandse ouder. Zij moeten niet alleen een antwoord vinden op de bovenstaande vragen, maar moeten zich ook nog een beeld vormen van de Nederlandse samenleving en hun weg vinden in de complexe structuren van die samenleving.

Het project Opvoeden is een gesprek zet in op het ontwikkelen van het denken onder migranten over het thema opvoeden, het activeren van migranten om als sprekers over dit onderwerp naar buiten te treden en het bevorderen van relaties tussen migranten ouders en het institutionele veld van scholen, centra voor jeugd en gezin, woningcorporaties, politici, de media en anderen.

Het project kent een lokale en een landelijke programmalijn, die aanvullend op elkaar zijn. Vanuit het lokale programma worden van onderaf op buurtniveau de verhalen en ervaringen van ouders en jongeren verzameld. Het landelijke programma wordt gedragen door drie groepen, een oudergroep, een initiatiefgroep en een klankbordgroep. Zij verkennen ieder vanuit een eigen perspectief de vraagstukken die samenhangen met migranten en opvoeden. In deze groepen worden de verhalen uit de wijken, ervaringen uit het veld van pedagogische instellingen en theoretische verkenningen met elkaar in verband worden gebracht.

Leeswijzer

In februari 2011 is een eerste voortgangsbericht over het project verschenen. In dat bericht is te lezen hoe de start van het project, met de vorming van de verschillende plaatselijke en landelijke groepen en de voorbereiding van een tweetal theatervoorstellingen in Rotterdam en Amsterdam is verlopen. Met dit tweede voortgangsbericht willen wij verslag doen van het verdere verloop van de twee wijkexperimenten uit het eerste jaar en de voortschrijdende discussies in de landelijke groepen.

In deel 1 gaan we eerst in op het verloop van de wijkexperimenten in Amsterdam en Rotterdam. Daarna doen we verslag van de onderwerpen die daarin aan de orde kwamen. We sluiten af met enkele conclusies over het verloop van de experimenten.

In deel 2 geven we de opvattingen en reflecties van de landelijke groepen op enkele hoofdthema’s uit het project weer. We besluiten dit deel met een overzicht van de producten uit de landelijke programmalijn en een korte vooruitblik op het tweede jaar van het project.

Het lokale programma

Het lokale programma van het eerste projectjaar bestaat uit twee wijkexperimenten met een zelfde opzet. Doel van de experimenten is: Het activeren van bewoners in de wijk om met elkaar over opvoeden te spreken en het maken van een theatervoorstelling voor de wijk over dit onderwerp. Deze experimenten zijn uitgevoerd in de Rotterdamse wijk Zuidwijk en het voormalige stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer in Amsterdam. Subdoelen zijn:

  • Bespreekbaar maken van het onderwerp opvoeden binnen verschillende etnische groepen op wijk/buurtniveau.
  • Mensen aansporen hun eigen ervaringen en inzichten uit te wisselen en tot onderwerp van gesprek te maken.
  • Verhalen van migranten verzamelen waarin hun expliciete en impliciete mensbeelden en denkbeelden over opvoeden naar boven komen.
  • Een netwerk van mensen maken die zich vrij voelen om elkaar aan te spreken als het over opvoedingsvragen gaat.
  • Een theaterstuk te produceren door en voor buurtbewoners, dat laat zien dat opvoeden niet alleen een zwaar onderwerp is, maar ook een vrolijk onderwerp en dat je als mensen veel van elkaar kunt leren, ook van de mensen waarvan je dat niet verwacht (doorbreken van stereotypen).

Daarnaast zijn de experimenten bedoeld om methodes en programma’s te ontwikkelen om ook in andere gemeenten het gesprek over opvoeden te bevorderen.

Bij de start van de experimenten zijn de volgende vragen geformuleerd:

 

  • Hoe zien ouders zich zelf en wat voor opvoeder willen ze zijn?
  • Welke waarden en normen uit hun eigen opvoeding willen ze doorgeven aan hun kinderen?
  • Waar en hoe wordt er in de wijk gesproken over opvoeding en wie zijn daarbij betrokken
  • Hoe gaan ouders om met de invloeden waar hun kinderen aan bloot staan?
     

Deze vragen vormden de leidraad bij de groepsgesprekken die op verschillende plekken in de wijken hebben plaatsgevonden en bij het maken van de (theater)voorstellingen.

In het eerste voortgangsbericht, van februari van dit jaar, is te lezen dat het animo om over opvoeden te spreken in beide wijken erg groot was. Dit is het afgelopen halfjaar onverminderd gebleven.

Ieder op zijn eilandje

In Amsterdam vormt zich al in een vrij vroeg stadium een kerngroep van buurtbewoners die het wijkexperiment wil dragen. Deze groep spreekt in onderlinge bijeenkomsten over het onderwerp opvoeden, maar zorgt er ook voor dat op tal van plaatsen in de wijk het gesprek start, zoals met moeders en kinderen van basisschool ‘t Koggeschip, een inburgeringsgroep bij verzamelgebouw Pluspunt, moeders van de Troelstraschool, Marokkaanse (groot)vaders in huiskamer Jasmijn, buurtrestaurant van Harte en Vrouwencentrum de Hippe Heks. Daarnaast neemt de kerngroep het initiatief voor het voorbereiden van een voorstelling en een festival in de buurt.  

Voorstelling “Over Grenzen”

De voorstelling die de kerngroep in samenwerking met video- en theater productiebedrijf IJver organiseert is een combinatie van film, acts en theater. Het thema van de voorstelling is “Over Grenzen”, en gaat over alles wat je je kunt voorstellen bij opvoeden en grenzen. In de groep is veel gesproken over wat het betekent om te migreren en kinderen op te voeden in een nieuwe omgeving. Ook spreekt men over het opvoeden in de wijk Geuzenveld-Slotermeer, waar volgens de bewoners iedereen op zijn eigen eilandje leeft.

Gaandeweg ontstaat het idee om op basis van de gesprekken die in de kerngroep en in de buurt zijn gehouden een serie stellingen te formuleren die als leidraad voor de voorstelling dienen. Dat worden de volgende stellingen:

  • Ik wil dat m’n ouders goed Nederlands spreken
  • Opvoeden is liefde, begrip en discipline
  • Opvoeden gebeurt voor de helft op straat
  • Kunst hoort bij de opvoeding
  • Als kind moet je je grenzen leren kennen
  • De buurt is van belang bij het opvoeden
  • Vroeger was alles beter
  • Je wilt je kinderen dat geven wat je zelf hebt gemist
  • Politiek is van invloed bij de opvoeding

Ook ontstaat het plan om rond het thema ‘Over Grenzen’ niet alleen een voorstelling te maken, maar ook een opvoedfestival te organiseren. In de aanloop naar de voorstelling en het festival worden in geanimeerde bijeenkomsten plannen gemaakt om de verschillende stellingen te verbeelden. Elk kerngroep lid, jong én oud, kiest hierin een eigen rol.


Première

Op vrijdag 17 juni is het dan zo ver: De première van de voorstelling in de theaterzaal van basisschool ‘t Koggeschip.

 

Opvoedfestival

Zaterdag 18 juni vindt het eigenlijke opvoedfestival plaats bij basisschool ‘t Koggeschip. Het plan is om het festival vooral buiten te laten plaatsvinden, maar vanwege heftige regen en wind, moeten alle activiteiten naar binnen verhuizen. Het slechte weer leidt er toe dat er minder bezoekers zijn dan verwacht. Voor de mensen die wel de gang door de regen gewaagd hebben, maakt dit niet uit. De sfeer is prima. Deze middag wordt de voorstelling nogmaals opgevoerd, met als speciale gast stadsdeelvoorzitter Achmed Baâdoud. Voordat de voorstelling begint houdt de stadsdeelvoorzitter een mooie toespraak over zijn eigen opvoeding, en wat hij zijn eigen kinderen probeert mee te geven. “Kinderen zijn als een spons. Als opvoeder ben je belangrijk voor je kinderen. Want als je de spons in een emmer vuil water doopt, wie is er dan verantwoordelijk?” Later deze middag vervult Baâdoud nog een rol als panellid bij het spel “zo moeder zo dochter” dat in levende lijve wordt gespeeld.

De bezoekers van het festival kiezen uit de stellingen het vaakst het kaartje: Opvoeden is liefde, begrip en discipline. Opvallend is dat toch ook veel mensen kiezen voor Kunst hoort bij de opvoeding en politiek is van invloed op de opvoeding. Navraag leert dat de ouders kunst belangrijk vinden voor de ontplooiing van hun kinderen en omdat kunst je anders leert kijken. De invloed van de politiek merken zij dagelijks op straat. Mensen durven tegenwoordig alles hardop te zeggen. Zelfs in de supermarkt word je gevraagd waarom je niet teruggaat naar je land, ook als je hier geboren bent. Dat heeft een enorme invloed op kinderen.

Uit de gesprekken die bij de klaagmuur en op de ontmoetingsplek worden gevoerd komt naar voren dat veel ouders moeite hebben met het stellen van grenzen. Ze geven aan dat ze erg zoekende zijn en telkens weer voor nieuwe vraagstukken staan. Een moeder zegt op de vraag of ze nog iets te klagen heeft lachend: “ Ik wil klagen over de puberteit, ik haat de puberteit, de kinderen worden onhandelbaar en ik zit met de handen in het haar. Wij hadden dat vroeger niet.” Veel ouders ervaren een groot verschil tussen opvoeden in de landen van herkomst en hier. Daar waren de patronen vanzelfsprekend. Iedereen wist wat wel en niet kon. De kinderen waren de verantwoordelijkheid van de bredere familie, niet alleen van de vader en de moeder. Hier ben je als gezin veel meer op jezelf teruggeworpen en heb je eigenlijk weinig voorbeelden hoe het moet.

In de voorstelling is een indringende scène van een moeder die zelf opgevoed is in een gezin met veel ruzies en slaag, die zich wanhopig afvraagt hoe zij haar kind de liefde kan geven die ze zelf tekort gekomen is. Alleen red je dat niet, daar heb je het gesprek met anderen voor nodig.

De Marokkaanse vaders nemen een bijzondere positie in in het geheel. Er is tweemaal gesproken met een groep van zo’n dertig Marokkaanse vaders en opa’s. Zij geven aan dat ze heel erg graag willen praten over opvoeden. Ze hebben het idee dat niemand ooit aan hen vraagt wat zij belangrijk vinden en hoe zij het opvoeden in een vreemd land ervaren hebben. In de groep overheerst het gevoel dat ze veel kansen gemist hebben en zich pas laat zijn gaan realiseren wat de vaderrol in een Nederlandse context eigenlijk inhoudt. Vanuit die ervaring willen ze nu graag in gesprek met jonge vaders en moeders om hen te vertellen hoe belangrijk het is dat vaders een eigen rol kiezen en hun kinderen stimuleren. In plaats van voorlichting krijgen wil ook deze groep zo graag eens gehoord worden. Ze hopen mee te kunnen doen aan het programma Toffe Vaders, Toffe Zonen, waarmee ze via Opvoeden is een gesprek in contact zijn gekomen.

 

Bereik en vervolg

In het kader van het wijkexperiment in Geuzenveld-Sotermeer zijn ruim 300 ouders, kinderen en grootouders van verschillende achtergronden één of meerdere keren het gesprek over opvoeden aangegaan. Er is nauw samengewerkt met twee basisscholen, docenten van de inburgeringscursus, diverse multiculturele huiskamers, een vrouwencentrum etc. Bij de organisatie van het festival waren zo’n dertig vrijwilligers betrokken, waaronder een flink aantal jongeren. Met name de vrijwilligers van huiskamer de Brug hebben samen met IJver en de leden van de Kerngroep ontzettend veel werk verzet om alle filmpjes voor de voorstelling te maken en het festival inhoudelijk en organisatorisch voor te bereiden.

Van verschillende kanten komen signalen dat men graag verder gaat met het onderwerp opvoeden. In de inburgeringscursus is het onderwerp een min of meer vast onderdeel van het programma geworden en de wijkcoördinator geeft aan dat hij graag van het ontwikkelde netwerk van het project gebruik maakt om met ouders verder te praten over opvoeden thuis en “op straat”. Binnenkort vindt een evaluatie met ’t Koggeschip en de Troelstraschool plaats, waarbij besproken wordt hoe het gesprek met ouders vaste vorm kan krijgen binnen de scholen.

Op basis van het foto- en filmmateriaal dat uit het experiment is voortgekomen heeft IJver een speciale weblog gemaakt, waarin het verhaal van een jonge aanstaande vader centraal staat. De filmpjes die voor de voorstelling gemaakt, zoals de Barbie soaps over opvoeden van de moeders van de Troelstraschool, het filmpje over de opvoedmasjien en de scène met de moeder die zo graag liefde wil geven zijn hierin opgenomen. De weblog wordt binnenkort gelanceerd.

 

Opvoeden in een sloopbuurt

In Rotterdam speelde de groep Vrouwen van de Velden een belangrijke rol bij de uitvoering van het wijkexperiment. Dit is een multiculturele groep vrouwen uit de Veldenbuurt in Zuidwijk, die zich in de buurt inzet voor het vergroten van de leefbaarheid van de buurt. De Vrouwen van de Velden zijn eerder al benaderd door het Museum Rotterdam om mee te werken aan een project over verhalen uit de buurt. Het museum wil buiten de muren treden en maakt samen met de vrouwen een glossy magazine op basis van hun eigen verhalen, getiteld Every woman. Het concept van het magazine sluit naadloos aan bij het idee voor het maken van een theatervoorstelling over opvoeden. Het Rotterdams Wijktheater wordt verantwoordelijk voor de inhoud en productie van de voorstelling. De regisseur van het theater schuift elke woensdag aan bij het ontbijt dat de Vrouwen van de Velden met elkaar organiseren om de verhalen te horen, en plannen te maken wie er verder nog bij het gesprek over opvoeden betrokken moeten worden.

Er wordt besloten om een serie gesprekken op de brede school De Wereld op Zuid te organiseren met moeders die daar regelmatig bijeenkomen in de ouderkamer. Ook de meidengroep van deze school gaat aan de slag. De meiden tekenen niet alleen hun huis met daarin hun lievelingsboek, maar gaan ook op stap om hun ouders en grootouders te interviewen over hoe zij vroeger zijn opgevoed. Kinderen van de knutselclub op Speeltuin Jeugdveld gaan aan de slag met tekeningen over verhuizen. Deze tekeningen worden later als animatie in de voorstelling opgenomen.

Verder wordt gezocht naar een of twee mannen die mee willen werken aan de voorstelling. Via een opbouwwerker dient zich een Turkse man aan die het avontuur aandurft om met een groep van verder alleen vrouwen en kinderen elke week te repeteren voor een voorstelling.

Het script van het stuk wordt gemaakt op basis van de verhalen van de spelers zelf. In lange gesprekken verkennen zij met elkaar wat opvoeden eigenlijk inhoudt en wat daarbij belangrijk is. Daarbij passeren tal van onderwerpen de revue, van seksuele voorlichting en pesten tot Feyenoord en het belang van een voetbalveldje voor de jeugd. Het wekelijkse repeteren is inspannend. Soms vragen de spelers zich af waar ze het allemaal voor doen, maar als de datum van de voorstelling nadert worden ze steeds serieuzer. Op het laatst repeteren ze wel twee keer per week, tot iedereen zijn tekst kent.

In de gesprekken van de Vrouwen van de Velden komt telkens aan de orde hoe belangrijk de omgeving is bij het opvoeden. Zuidwijk is een sloopbuurt. Dit is voor zowel de volwassenen als de kinderen in de buurt een ingrijpend gebeuren. Zij hebben vele herinneringen aan hun wijk, waar zij een hechte sociale structuur hebben opgebouwd. Die wordt door de renovatie op zijn kop gezet. Met elkaar proberen de bewoners om iets van de bestaande structuren overeind te houden en naar nieuwe wegen te zoeken om elkaar te kunnen blijven steunen.

 

Theaterstuk Huisraad 27, 28 en 29 mei

Vrijdag 27 mei is de première van de theatervoorstelling Huisraad. De spelers, zowel volwassenen als kinderen, blijken natuurtalenten. In een uitverkochte zaal gaat een enthousiast publiek volledig in de voorstelling op.

Tijdens de voorstelling wordt veel gelachen en ook valt het publiek volmondig bij als het lied “Ben je in Rotterdam geboren” wordt ingezet. Het thema is voor alle buurtbewoners zeer herkenbaar. Na afloop laat een oudere man weten dat de voorstelling “elke snaar heeft geraakt.” De voorstelling wordt op zaterdag 28 en zondag 29 mei nogmaals uitgevoerd en ook die dagen is het publiek laaiend enthousiast.

Gesprekken met moeders van de ‘De wereld op Zuid’

In januari en februari 2011 worden ter voorbereiding van de voorstelling en ter activering van de buurt een drietal gesprekken georganiseerd met moeders bij brede school ‘De wereld op Zuid’. Dit gebeurt in samenwerking met de ouderconsulenten van de twee basisscholen die samen de brede school vormen. De gesprekken worden geleid door de projectleider van de stichting BMP, de regisseur en een stagiaire van het Rotterdams Wijktheater. De eerste twee bijeenkomsten zijn zeer geanimeerd. Er lopen wat moeders in en uit, omdat ze nog andere kinderen hebben, of een afspraak elders, maar dat geeft niet. Uiteindelijk is iedereen zo geboeid, dat vrijwel iedereen tot het einde blijft.

Nog meer grenzen

De eerste keer spreken de moeders met elkaar in kleine groepjes over de vraag hoe ze naar hun kind kijken. Opvallend is hoe goed ze weten te verwoorden, al is het soms in gebrekkig Nederlands, waar hun kind goed in is, wat ze wensen voor de toekomst van hun kind en wat ze moeilijk vinden bij het opvoeden. Twee onderwerpen springen er uit: grenzen stellen is moeilijk in de deze samenleving, met al zijn materiële verleidingen en de verschillen tussen jongens en meisjes. In Nederland is meer sprake van een onderhandelingsopvoeding dan van een autoritaire opvoeding. Als je niet bent opgegroeid in die stijl leidt het onderhandelen er soms toe dat het kind de baas wordt in plaats van de ouder. Met name de ouderconsulenten merken op dat ze toch vaak zien dat de ouders te toegefelijk zijn, waardoor de kinderen zich verwend gaan gedragen. Wat betreft het verschil tussen jongens en meisjes: Jongens leven meer in de buitenwereld en gaan meer hun eigen gang. Hoe kun je als moeder zicht houden op wat je zoon doet en hoe ga je om met invloeden van “de straat” die je eigenlijk niet goed vindt? Dat is een ingewikkeld onderwerp, waar de moeders zich soms erg machteloos in voelen. Samen bedenken ze manieren om zicht te houden op hun zoons en om met ze in gesprek te blijven.

Lieve en strenge moeders

De tweede bijeenkomst wordt er gesproken over de vraag hoe de moeders zich zelf als ouders zien. Zijn ze lieve, zorgzame, vrolijke of strenge moeders? Iedereen mag aangeven welk trefwoord het beste bij haar past. In vier groepjes praten de moeders door over wat het betekent om een lieve, strenge, of ander soort moeder te zijn. Opvallend is dat in elk groepje niet alleen de kwaliteit waarop ze zich hebben ingedeeld besproken wordt, maar ook de andere kant daarvan. Je kan ook te zorgzaam zijn en je kind óver beschermen, dat is iets wat de Turkse moeders in hun omgeving veel zien. Of je kan ook te streng zijn, waardoor je kind geen ruimte krijgt. De moeders geven aan dat ze het heerlijk vinden dat er nu eens geen voorlichting wordt gegeven, maar dat ze zelf aan het woord komen en dat er naar hun verhalen geluisterd wordt.

Opstand

De derde bijeenkomst gaat over verwachtingen van ouders en school over en weer. Opnieuw zit een groep van zo’n vijfentwintig moeders klaar. Dan vertelt de ouderconsulent dat ze van de directie moet doorgeven dat het niet de bedoeling is dat ouders tijdens een voorlichting weglopen. Een school is tenslotte geen buurthuis. Dus iedereen die er nu is en die halverwege ergens heen moet, kan beter meteen vertrekken. Massaal staan de moeders op en verlaten het lokaal. Een klein groepje blijft een beetje gegeneerd achter. De ouderconsulent is vreselijke geschrokken. Napratend blijkt dat de moeders het idee hebben dat ze door de school als kinderen behandeld worden. Er wordt veel beloofd en ze mogen voorstellen indienen wat ze graag willen, maar met die voorstellen gebeurt niks. Alle nadruk ligt op voorlichting, maar de ouders willen zelf ook wel eens praten en vertellen wat zij belangrijk vinden.

Bereik en vervolg

In het wijkexperiment in Rotterdam Zuid deden zo’n 100 mensen van verschillende achtergronden mee aan de gesprekken over opvoeding. De theatervoorstelling trok zo’n 450 mensen. Na afloop van de voorstelling zijn er bij het Rotterdams Wijktheater veel verzoeken binnen gekomen om de voorstelling ook op andere plekken in Rotterdam te spelen en daarbij ook het gesprek over opvoeden aan te gaan. Inmiddels heeft het RWT besloten verder te gaan en het script samen met de Vrouwen van de Velden te bewerken tot een reisvoorstelling die vanaf mei 2012 op allerlei plekken in Rotterdam te zien zal zijn. In overleg met BMP en de gemeente Rotterdam wordt nog gekeken hoe de vraag naar meer gesprekken opgepakt kan worden.

Over de voorstelling en de gedachten daar achter is door 2020 Producties een korte aangrijpende film gemaakt, die op de website van de stichting BMP en op YouTube onder de titel Huisraad, te zien is.

 

Opvoedonderwerpen in de wijken

Uit de gesprekken die in de wijken zijn gevoerd komt een aantal thema’s en vraagstukken naar voren waar migranten mee te maken hebben als het over opvoeden gaat. Deze thema’s worden hieronder kort besproken.


Grenzen te over

Zoals uit de titel van het Opvoedfestival in Geuzenveld-Slotermeer al blijkt, vormen grenzen een belangrijk thema voor migranten ouders. Daarbij gaat het zowel over de vraag welke grenzen je hanteert bij het opvoeden, als over de vraag wat migreren naar een ander land in bredere zin voor gevolgen heeft.

Een voorbeeld van een grens die veel Turkse en, in mindere mate, Marokkaanse ouders hanteren, is dat kinderen niet bij vriendjes of vriendinnetjes mogen slapen. In Marokko en Turkije is overnachten buiten het eigen huis doorgaans alleen gebruikelijk bij een familielid, waarbij de ouders zelf vaak ook blijven overnachten. Nederlandse kinderen mogen vaak bij vriendjes en vriendinnetjes logeren, ook als de ouders elkaar niet echt goed kennen.

In de gesprekken in Amsterdam en Rotterdam komt regelmatig naar voren dat allochtone ouders vinden dat Nederlandse ouders weinig grenzen stellen, terwijl veel autochtone ouders op hun beurt vinden dat migrantenouders dit (te) weinig doen. Deze beelden over elkaar maken het soms moeilijk om elkaar te vertrouwen.

Een bekend onderwerp in dit verband is het slaan van kinderen. In veel landen van herkomst is het geven van een tik doodnormaal, in Nederland is men dat in de loop van tijd onaanvaardbaar gaan vinden. Binnen de verschillende migrantengemeenschappen is langzamerhand een tweedeling waarneembaar tussen ouders die vinden dat een tik soms bij de opvoeding hoort en ouders die zich hier, vaak op grond van eigen ervaring, sterk tegen verzetten. Het valt op dat de ouders in de gesprekken graag naar elkaar luisteren en ook op zoek zijn naar de overwegingen van de ander en voorbeelden hoe het anders kan.


Migratie en waarden

Verhuizen over grenzen betekent dat hun kinderen in een andere omgeving opgroeien dan de plek waar hun ouders zijn groot geworden. De overgang naar een ander land en een andere cultuur is heel ingrijpend. Veel waarden en normen die vanzelfsprekend lijken komen opeens ter discussie te staan. Ouders gaan hier verschillend mee om. Sommigen houden vast aan de opvoeding zoals die in het land van herkomst gewoon is, anderen nemen gemakkelijker gewoonten van de nieuwe omgeving over. Zo is een Turkse moeder ervan overtuigd dat het logeren bij vrienden de kinderen juist verrijkt. Volgens haar is het leerzaam voor kinderen als zij de eigen gezinssituatie kunnen vergelijken met hoe het in andere gezinnen gaat. De meeste ouders doen erg hun best om te begrijpen hoe de Nederlandse opvoeding eruit ziet en gaan bij zichzelf na wat ze van hun eigen opvoeding willen vasthouden. Dat is niet altijd gemakkelijk, omdat het lang duurt voordat je de achterliggende waarden van een bepaalde manier van opvoeden werkelijk begrijpt. Hierdoor gebeurt het dat ouders bepaalde opvoedingsstijlen kopiëren, zonder dat ze eigenlijk precies weten wat daar de achtergrond van is en dan soms doorschieten, bijvoorbeeld in toegefelijkheid.

Onbekendheid met de gewoonten in de nieuwe omgeving kan leiden tot onzekerheid bij het stellen van grenzen. Voor veel ouders vormt de religie een houvast bij de opvoeding van hun kinderen in een vreemde omgeving, omdat in de godsdienst teruggegrepen wordt op diepere basiswaarden die vrij universeel zijn. Een jonge moeder geeft aan dat het geloof voor haar een instrument is om haar kinderen het onderscheid tussen en goed en fout te leren. Ze zegt: ‘het is voor mij geruststellend als mijn kinderen kennis hebben van wat een goede moslim behoort te zijn, dan hoef ik voor de toekomst niet bang te zijn dat ze iets verkeerds doen’.


Selectieve scholen

In beide wijkexperimenten is nauw samengewerkt met basisscholen. Hoewel de leiding van de scholen open staat voor dit soort experimenten en op zoek is naar een goede verhouding met de ouders, geven de ouders aan dat zij de relatie met de school niet altijd gemakkelijk vinden. Zij ervaren dat er slecht gecommuniceerd wordt en dat leerkrachten en schoolleiding hen soms neerbuigend behandelen. Zo hebben moeders van de Troelstraschool het idee dat de school indirect een selecterend beleid voert voor allochtone en autochtone leerlingen. De school, gevestigd in een ‘zwarte wijk’, heeft naast een reguliere afdeling ook een Montessori afdeling. In de praktijk blijkt dat bij de reguliere afdeling van de school vooral kinderen van allochtone afkomst staan ingeschreven, en dat de Montessori afdeling voornamelijk ‘blanke’ kinderen (ook van buiten de wijk) trekt. Beide afdelingen zijn gehuisvest in hetzelfde gebouw, maar hebben een eigen ingang. De ouders vertellen dat zij er pas later achterkwamen dat de school ook een Montessori afdeling had. Het feit dat zij hier niet van op de hoogte waren geeft hen het idee dat de school hun kinderen niet geschikt acht voor het Montessori onderwijs, en daarom allochtone ouders hier niet over inlicht. De schoolleiding zegt hierover dat alle ouders vrij zijn om hun kinderen op te geven voor het Montessori onderwijs.

Ook in het Rotterdamse voorbeeld is sprake van onduidelijkheid in de verwachtingen tussen ouders en de school. Hoewel ouderbetrokkenheid op veel scholen een belangrijk onderwerp is, blijkt uit deze praktijkvoorbeelden dat er tussen ouders en vertegenwoordigers van scholen niet echt gesproken wordt over de vraag wat ouderbetrokkenheid inhoudt hoe ouders zelf graag betrokken willen zijn.

Voor de ervaringen van migrantenouders met andere instellingen die zich met opvoeden bezighouden geldt eigenlijk hetzelfde. Er wordt veel opvoedingsondersteuning aangeboden. Die ondersteuning is vaak praktisch van aard en richt zich op het voorkomen van problemen en op het trainen van ouders en kinderen. Migrantenouders ervaren deze ondersteuning vaak als normatief en hebben het gevoel dat zij zich moeten aanpassen, terwijl de Nederlandse manier van opvoeden eigenlijk niet ter discussie staat. Daarnaast hebben ze, net als Nederlanders, veel problemen met de versnipperdheid en de bureaucratische manier van werken van veel instellingen.


Invloed van de omgeving

Uit de verschillende gesprekken blijkt hoe belangrijk de omgeving wordt ervaren als het om opvoeden gaat.

Veel ouders geven aan dat zij hun kinderen moeten opvoeden in een omgeving die zij als bedreigend of vijandig ervaren. Dit heeft onder meer te maken met de stadscultuur waarin zij leven, het actuele politieke klimaat, openlijke discriminatie en racisme, de opkomst van internet en sociale media, waardoor ouders het idee hebben dat ze niet meer weten wat hun kinderen doen, de individualisering van de Nederlandse samenleving, waardoor gezinnen erg op zich zelf worden teruggeworpen en de grootscheepse renovatie die plaatsvindt in de twee experiment wijken.

Er is een groot verlangen naar een stabiele en herkenbare sociale omgeving waarin je met anderen in gesprek kunt gaan en weet wat je aan elkaar hebt. Dit verlangen uit zich in beide wijken in een zekere nostalgie. Men denkt met weemoed terug aan hoe de wijk vroeger was, toen de eerste migranten zich er vestigden en de melkboer de melk gewoon bij de deur zette.

Tegenwoordig voelen migranten zich minder welkom. Dit leidt tot verschillende reacties. Sommige migranten willen hun kinderen hiertegen beschermen, houden ze zoveel mogelijk thuis en zoeken de contacten vooral binnen de familie. Anderen sturen hun kinderen juist de straat op om ze weerbaar te maken. Weer anderen zijn vooral onzeker over wat de beste strategie is.

Verschillende moeders vertellen dat ze bij hun kinderen de neiging zien om houvast te zoeken in de identificatie met het land van herkomst van hun ouders. Dit uiten ze onder andere door symbolen van dat land te dragen en de vlag van het land op Facebook te gebruiken.

Volgens ouders zijn kinderen van nu ook anders. Ze luisteren niet, hebben op alles een weerwoord en zitten liever achter de computer dan dat ze buiten spelen. Een moeder noemt de kinderen van nu de internetgeneratie, zoals zij voor haar ouders tot de televisiegeneratie hoorde.

Al met al is er veel behoefte onder migranten ouders om met elkaar te spreken over hoe je de veranderende tijd als opvoeder tegemoet kunt treden en hoe je met elkaar een omgeving kunt maken waarin mensen elkaar steunen.

In beide experimenten wordt het belangrijk gevonden om een sociale omgeving te creëren waarin je met anderen op een open manier over opvoeden kan praten, en elkaar kunt helpen. Hulpverleners hebben de neiging om snel in termen van problemen te denken en etiketten te plakken. Liever wisselen ouders gewoon onderling ervaringen uit, in een omgeving die de grenzen van de verschillende gemeenschappen overstijgt. In Rotterdam zijn de Vrouwen van de Velden druk bezig om zo’n omgeving te maken. Zij realiseren zich dat als zij het niet doen, niemand het doet. Ze passen op elkaars kinderen, bespreken opvoedvraagstukken met elkaar en trekken samen naar de school om verhaal te halen als de juf heeft gezegd dat kinderen in een achterstandswijk te dom zijn om iets te begrijpen. De geschiedenis van de Vrouwen van Velden laat zien dat enige ondersteuning op zijn tijd, zoals van het Museum Rotterdam of het Rotterdams Wijktheater veel betekent.

In Geuzenveld-Slotermeer is op verschillende plaatsen een begin van zo’n structuur waar te nemen. Multiculturele huiskamer de Brug is daar een voorbeeld van. Van een hechte groep als in Rotterdam Zuidwijk, die ook een enorme uitstraling op de rest van de omgeving heeft, is echter nog geen sprake. Wellicht dat het mogelijk is het netwerk dat tijdens het experiment is gegroeid de komende tijd verder uit te bouwen.


Afwezigheid jongeren

In de wijkexperimenten hebben diverse jongeren meegedaan. Uit de gesprekken van met name moeders en jongeren, blijkt dat er eigenlijk weinig plekken en momenten zijn waarop er over opvoeden wordt gesproken. Op beleidsniveau, in het onderwijs, de hulpverlening, de politiek, maar ook in de gezinnen wordt er veel over migrantenjongeren en over de zorgen rondom hun ontwikkeling gesproken, maar opvallend weinig met hen.

De jongeren geven aan daar wel veel behoefte aan te hebben. Ze hebben bijvoorbeeld veel vragen over het ‘waarom’ van bepaalde keuzes van hun ouders, maar willen ook praten over onderwerpen als de rolomdraaiing tussen ouders en kinderen, de vraag hoe je om kunt gaan met verschillende verwachtingen van ouders en school, en dergelijke. De vraag hoe jongeren actief betrokken kunnen worden bij het gesprek over opvoeden is een van de onderwerpen die door de landelijke groepen in het project is opgepakt.

 

Wijkexperimenten gewogen

De wijkexperimenten zijn uitgevoerd op basis van een zelfde opzet, in twee naoorlogse wijken in twee grote steden. Nu de experimenten zijn afgerond zijn er een aantal conclusies te trekken over de uitkomsten en de overeenkomsten en de verschillen daarin.

Terugkijkend kan geconcludeerd worden dat de vooraf geformuleerde doelstellingen ruimschoots gerealiseerd zijn.

  • Het onderwerp ‘opvoeden’ is op vele manieren en op vele plekken bespreekbaar gemaakt.
  • De deelnemers aan de experimenten hebben het als een feest ervaren om open met elkaar te kunnen praten en hun ervaringen uit te wisselen. De gesprekken hebben op tal van plekken tot creatieve producten geleid zoals schilderijen, foto’s, tekeningen, filmpjes etc.
  • In de buurtgesprekken en tijdens de voorbereiding van de beide voorstellingen is een schat aan verhalen verzameld, die ingedikt kunnen worden tot een aantal belangrijke thema’s.
  • In Zuidwijk is, gebruikmakend van de bestaande structuren, een stevig netwerk ontstaan van mensen die met elkaar over opvoeden spreken en elkaar daarin steunen. In Geuzenveld-Slotermeer is eveneens een netwerk gegroeid van actieve en betrokken ouders, maar dit netwerk behoeft nog wel verder onderhoud en investering om het te verduurzamen.
  • De beide voorstellingen hebben elk op eigen wijze geholpen om bepaalde stereotypen te doorbreken en het onderwerp opvoeden te bespreken. In Amsterdam lag het accent daarbij op de voorbereidingsperiode van de voorstelling en Rotterdam meer op de voorstelling zelf en de gesprekken die naar aanleiding hiervan ontstonden.
  • Theater maken is zonder meer een vorm die de verschillende generaties aanspreekt en bijeen kan brengen om over een ingewikkeld vraagstuk als opvoeden te praten.

Qua inhoud van de gesprekken en levenshouding van de deelnemers zijn er eigenlijk niet zoveel verschillen te bespeuren. Het meest opvallend in beide wijken is dat er zoveel ouders zijn die zo actief bezig zijn met opvoeden. Met name de moeders zijn zich zeer bewust van het feit dat ze naar hun kinderen moeten luisteren met oren van nu. Ze gaan naar elke bijeenkomst en naar iedere cursus die zich aandient om zich verder te ontwikkelen en “zich te moderniseren” zoals ze het zelf noemen. Voor de vaders geldt dat in veel mindere mate, al zijn er de laatste tijd wel veel signalen dat ook de vaders over opvoeden willen praten en geen genoegen willen nemen met een afzijdige rol.

Door de nadruk die op scholen en in opvoedingsondersteuning wordt gelegd op de Nederlandse manier van opvoeden, verdwijnen er soms waarden die in de landen van herkomst erg belangrijk worden gevonden en die voor de Nederlandse samenleving ook belangrijk zouden kunnen zijn. Daarmee wordt gedoeld op de hechte familieband van veel migranten en het bewustzijn dat je een kind niet alleen als individu opvoedt, maar dat dit ook deel uitmaakt van een groter verband en van de samenleving.

De uitspraak it takes a village to raise a child wordt door bijna iedereen onderschreven. Steeds meer dringt tot de ouders het besef door dat als die village er niet is, je hem met elkaar moet maken. De wijkexperimenten van opvoeden is een gesprek leveren veel methodische handvatten en een aantal kortere en langere programma’s op aan de hand waarvan ouders en instellingen met elkaar patronen kunnen maken waarin het gesprek over opvoeden gewoon is.

Op basis van de ervaringen met de wijkexperimenten wordt een werkkrant gemaakt met ervaringen uit de experimenten en voorbeeld programma’s voor groepen wijkbewoners die zelf een langduriger gesprek over opvoeden willen organiseren.

 

Landelijke lijn

 

Naast de twee wijkexperimenten, waar bottum-up wordt gewerkt, kent het project Opvoeden is een gesprek ook een landelijke programmalijn waar meer top-down wordt gekeken naar de betekenis van alle verhalen, beelden en theorieën over opvoeden.

De landelijke lijn wordt gedragen door de initiatiefgroep, de oudergroep en de klankbordgroep, die elk vanuit een eigen perspectief bijdragen aan de inhoudelijke ontwikkeling van het project “opvoeden is een gesprek.”  

  1. De landelijke oudergroep bestaat uit circa 10 ouders van verschillende komaf die nadenken over het onderwerp opvoeden vanuit een migrantenperspectief. Zij ontwikkelen een visie over de manier waarop migranten betrokken kunnen worden bij het gesprek over opvoeden, en waar dit gesprek over zou moeten gaan.
  2. De initiatiefgroep bestaat uit 10 personen afkomstig uit universitaire- en journalistieke kring en maatschappelijke organisaties. Deze groep fungeert als maatschappelijk drager van het project en kijkt vanuit een theoretisch perspectief naar de stand van zaken in het opvoeddebat in het algemeen en dat vanuit een migrantenperspectief in het bijzonder.
  3. De klankbordgroep bestaat uit vertegenwoordigers van professionele instellingen. De groep kijkt naar de stand van zaken in het professionele debat over opvoeden, en naar de functie en rol die de instellingen zelf in dit debat (kunnen) vervullen.

 

Opvoedonderwerpen in perspectief gebracht

Naar aanleiding van de verslagen uit de wijkexperimenten is er een aantal onderwerpen uit de wijkexperimenten in de verschillende landelijke groepen besproken. Hieronder volgt een indruk van de opvattingen en reflecties die dit opleverde.

Grenzen bespreken

De initiatiefgroep vindt het verrassend dat migrantenouders en autochtone ouders beiden van elkaar denken dat ze geen grenzen stellen bij het opvoeden.

De groep pleit ervoor dat deze stereotypen bespreekbaar worden gemaakt en vindt het belangrijk dat er meer gecommuniceerd wordt over eventuele botsende waarden “Is mijn grens een bedreiging voor jouw grens? Hoe ga je daarmee om?” Als mensen niet met elkaar spreken kunnen botsende waarden en ongelijke grenzen tot vijandigheid leiden. De groep signaleert verder dat er niet alleen tussen ouders onderling stereotypen gehanteerd worden, maar dat dit ook gebeurt in de relatie tussen hulpverleningsinstellingen en ouders. Wat iemand als grenzen ervaart wordt al vroeg in de opvoeding aangelegd. Door in gesprekken uit te gaan van je eigen grenzen, kun je die van een ander zo maar overtreden.

Universeel denken?

De oudergroep stelt dat in Nederland als het over opvoeden gaat het westerse denken als universeel wordt gezien. Ouders hebben het gevoel dat van hen wordt verwacht dat zij hun eigen achtergrond zoveel mogelijk weglaten. Zo ervaren sommigen van hen bijvoorbeeld dat de Nederlandse pedagogie er van uitgaat dat religie en opvoeding niet goed samen gaan en dat een godsdienstige opvoeding altijd dictatoriaal is. Voor een aantal van de ouders is religie, naast allerlei pedagogische inzichten, bij de opvoeding echter een zeer belangrijke leidraad.

Hoewel de buitenwereld het niet zo zal herkennen, putten veel migrantenouders wel degelijk uit wat ze zelf vanuit huis hebben meegekregen bij het opvoeden van hun kinderen: zelfvertrouwen, zorgzaamheid, respect voor de grenzen van anderen, het idee dat je je leven zelf richting kan geven, solidariteit met minder bedeelden, gastvrijheid en het belang van onderwijs zijn onderwerpen die ook in de opvoeding van de ouders zelf belangrijk zijn geweest, maar die in het maatschappelijke gesprek over opvoeden eigenlijk niet als ervaringen aan de orde komen.

Een goed mens

In antwoord op de vraag “waartoe voeden we op” noemen de leden van de oudergroep elementen als ‘een goed mens’, ‘talentontwikkeling’, ‘de rol in de samenleving’ en ‘het overdragen van identiteit’. Dit leidt tot discussies over wat een goed mens eigenlijk is, of je je kind opvoed als individu of in relatie tot de samenleving en over de invloed van de omgeving op de vorming van een kind.

Het verhuizen naar en ander land maakt je bewust van je eigen identiteit, en dwingt je om je daarmee bezig te houden, stelt de groep. Waar identiteit door veel autochtone Nederlanders gezien wordt als een ontwikkeling en een keuzeproces benadrukken de ouders uit de landelijke oudergroep dat identiteit ook iets hards heeft, iets substantieels. Door het migratieproces wordt je gedwongen na te gaan welke dingen van je eigen cultuur en religie bepalend zijn voor wie je bent en hoe je die wilt doorgeven aan je kinderen.

Drie vragen

Volgens de leden van de groep is het migreren van grote invloed geweest op de ontwikkeling van hun identiteit. Voor de een ging dit gepaard met gevoel van vrijheid en zelfbeschikking, voor de ander echter voelde dit als een vlucht en een teken van zwakte. Hoewel de eigen ervaringen en de mate waarin de leden van de oudergroep een beroep doen op de waarden die ze van huis uit hebben meegemaakt sterk uiteenlopen, zijn er een aantal gemeenschappelijke bevindingen. Een van die bevindingen is dat er in de Nederlandse opvoeding sterk uitgegaan wordt van de “maakbaarheid van het individu”. De vraag is echter of dit beeld wel klopt en of omstandigheden, zoals je leeftijd, het man of vrouw zijn, de plek waar je geboren bent en dergelijke niet van veel grotere invloed zijn. We denken wel dat we zelf keuzes maken, maar is dat ook zo? En is iedereen die in moeilijke omstandigheden leeft daar dan zelf schuldig aan, omdat hij niet de juiste keuzes heeft gemaakt? Volgens de oudergroep kunnen migranten een bijdrage leveren aan het gesprek over opvoeden in Nederland door dit soort vragen te stellen. In het kader van het project wil de oudergroep de komende tijd drie fundamentele vraagstukken aan de orde stellen:

  1. Wat zijn de grenzen van de vrijheid die je als individu hebt en door wie worden die bepaald?
  2. In welke mate kun je als individu zelf keuzes maken?
  3. Wat betekent “het beste uit het kind halen?” Wat is het beste en wie gaat daarover?


Werkconferentie over opvoeden in landen van herkomst

De leden van de groep kijken uit naar de werkconferentie met deskundigen uit Marokko, Turkije en Suriname die op 17 en 18 november 2011 plaatsvindt. Zij zijn nieuwsgierig welke ontwikkelingen er in het denken over opvoeden zijn in de landen van herkomst en hoe er daar nu wordt gedacht over opvoeding, de betekenis van vrijheid en regels, de manier van communiceren tussen ouders en kinderen en de vraag wie je als opvoeder wilt zijn.

Wat betekent het volgens ouders en deskundigen uit verschillende landen om je kind op te voeden in een globaliserende wereld? Hoe gaan ouders in andere landen om met de invloed van sociale media op hun kinderen? Met welke achterliggende waarden en mensbeelden voeden ouders hun kinderen op? Dit zijn vragen waarvan de oudergroep hoopt dat ze in de conferentie aan de orde komen.

Naast de oudergroep spelen ook de initiatiefgroep en de klankbordgroep een rol bij de voorbereiden van deze werkconferentie. Twee leden van de initiatiefgroep voeren een verkenning uit naar de actuele literatuur en de stand van zaken in het publieke debat over opvoeden in Turkije en Marokko.(Eenzelfde soort verkenning naar de ontwikkelingen in Suriname wordt door iemand van buiten de groep uitgevoerd). Daarnaast geven beide groepen aan welke vragen zij tijdens de werkconferentie aan de orde willen stellen.

 

Vijandige omgeving?

De leden van de oudergroep herkennen het beeld van opvoeden in een vijandige omgeving dat uit de wijkexperimenten naar voren komt. Ze vinden het belangrijk dat kinderen kunnen opgroeien in een samenleving die ze verwelkomt. Het is niet te onderschatten wat er voor ondermijnende werking uitgaat van de constante negatieve beeldvorming over bepaalde groepen jongeren. Die is zo sterk, dat het voor individuele jongeren nauwelijks mogelijk is om daaraan te ontsnappen. In de initiatiefgroep wordt erop gewezen dat het beeld van de vijandige omgeving zichzelf ook kan versterken. Het is ook makkelijk om de omgeving de schuld te geven als het moeilijk is. Het is de vraag of de ervaren vijandige omgeving daadwerkelijk vijandig is, of dat dit interpretatie is. Ouders ervaren dit verschillend. Vaders verwoorden dit meer dan moeders, die meer ‘dealen’ met de situatie zoals die is. Moeders ervaren wel soms een isolement bij het opvoeden en hebben behoefte daarover te praten. In migranten gezinnen speelt ook dat ouders te maken hebben met veranderingen in rolpatronen. Vroeger waren er duidelijke rollen, in grote families. Dat werd gekopieerd naar Nederland maar past niet langer. Er vindt een overgang naar kerngezinnen plaats, waarin de rollen veranderen door emancipatie. Het is interessant om in kaart te brengen hoe ouders met verschillende rollen omgaan.

De oudergroep en de initiatiefgroep zijn beiden van mening dat de beste manier om met het vraagstuk van de vijandige omgeving om te gaan, is om als ouders zelf te werken aan een omgeving waarin de kinderen zich welkom en gewaardeerd voelen en waarin ouders op open wijze in gesprek kunnen met elkaar en met de instellingen die zich met opvoeding bezig houden.
 

Relaties met het institutionele veld

De relatie tussen ouders aan de ene kant en scholen en instellingen die zich met opvoeden bezighouden aan de andere kant is een onderwerp dat in alle drie de landelijke groepen regelmatig en uitgebreid aan de orde komt.

De leden van de oudergroep herkennen het beeld van de soms moeizame relatie met scholen en andere instellingen dat uit de wijkexperimenten naar voren komt. Dit is een onderwerp dat heel erg leeft in de groep. Wat betreft de school is de algemene ervaring van de ouders dat met name basisscholen veel investeren in de relatie met ouders. Soms lukt dit heel goed, soms blijven scholen uitstralen dat ze de ouders toch vooral als incapabel zien. Op de middelbare school is de afstand tussen school en ouders veel groter. Voor veel ouders is dit een gemis. Ze weten niet bij wie hun kind in de klas zit, wie de andere ouders zijn en hoe die over de opvoeding denken. De leden van de oudergroep ervaren dat je als migrant een strijd moet voeren voor je kind. Zeker als je kind als een probleemgeval wordt gezien, ervaren ouders weinig constructieve werking vanuit het systeem van scholen en andere instellingen. Er worden gauw etiketten geplakt en voor elk probleem is weer een andere deskundige. De leden van de oudergroep gaan er met veel energie zelf achteraan als er problemen zijn en schakelen zelf hulp of andere vormen van ondersteuning in, ook al wordt dit bijvoorbeeld vanuit de school niet erg gewaardeerd. Zij zijn zich bewust dat zij relatief mondige en zelfbewuste ouders zijn. Over het algemeen krijgen migrantenouders echter vaak het verwijt dat zij te weinig betrokken zijn. Dat komt volgens de groep omdat veel ouders simpelweg bezig zijn met overleven, zij kunnen daarnaast niet ook nog voor hun kind vechten. Zoals het systeem nu werkt is de gedachte bij scholen “als ouders willen praten kunnen ze altijd aankloppen”, maar dit is niet voldoende om ouders daadwerkelijk te betrekken.
 

Hoe of waartoe?

De initiatiefgroep constateert dat het pedagogische debat in Nederland, zich vooral richt op het hoe van het opvoeden en dat er weinig aandacht is voor de vraag waartoe we opvoeden. Omdat deze vraag niet gesteld wordt, lijkt het alsof de methoden die gebruikt worden waardevrij zijn, maar dat is niet zo. Nu is niet één methode waardevrij, maar het gaat erom dat er een gesprek plaatsvindt over de achterliggende waarden en normen, zodat men zich daarvan bewust is en eventueel ook andere manieren kan ontwikkelen. Het maakt nogal uit voor het soort opvoeding of je als beeld hebt dat je een kind opvoedt om later veel geld te verdienen, of dat je het opvoedt om later een bijdrage aan de ontwikkeling van de samenleving te kunnen leveren, of om zijn individuele talenten te laten ontplooien. Instituties zijn vooral bezig met diagnostiek en correcties, er is daarbij weinig ruimte om van perspectief te wisselen. De vraag of de achterliggende methodes wel geschikt zijn voor iedereen wordt niet gesteld. De methoden worden ontwikkeld vanuit een classificerende en disciplinerende manier van denken.
 

Herpositioneren

In de klankbordgroep, die bestaat uit vertegenwoordigers van het institutionele veld, zijn de ervaringen met scholen verdeeld. Er zijn zowel scholen die zich, met succes, inzetten voor het contact met ouders als scholen die een meer autoritaire houding aannemen. Daartegenover wordt gezet dat ouders ook niet altijd even makkelijk te betrekken zijn. Ook wordt de vraag gesteld in hoeverre opvoeding eigenlijk een taak is van de scholen. Veel leerkrachten zijn overbelast en maatschappelijk klinkt de roep dat scholen zich op hun kerndoelen moeten richten. Aan de andere kant is er de ervaring dat de betrokkenheid van ouders een doorslaggevende factor is bij de successen van kinderen. Het klopt naar de ervaring van de klankbordgroepleden dat er weinig gesprekken zijn tussen scholen en ouders over de manier en de onderwerpen waarop ouders betrokken willen zijn. De groep trekt het onderwerp breder. Men signaleert een maatschappelijke ontwikkeling dat mensen mondiger zijn geworden en deskundigen niet langer zonder meer als autoriteit erkennen. Door alle informatie die beschikbaar is via het internet is de verhouding tussen deskundigen en lekenkennis veranderd. Deze ontwikkelingen maken dat professionals en instellingen zich moeten herpositioneren. Vanuit de klankbordgroep onderschrijft men dan ook de gedachte dat instellingen en migranten ouders het gesprek met elkaar moeten aangaan over de verwachtingen die zij van elkaar hebben en dat zij elkaar als meer gelijkwaardige partners moeten benaderen.

Het plan van de landelijke oudergroep om de komende tijd met de instellingen en scholen in gesprek te gaan en te kijken hoe de instellingen zich meer ondersteunend ten opzichte van initiatieven van ouders zelf kunnen opstellen wordt in deze groep zeker verwelkomt.
 

Afwezigheid jongeren belangrijk thema

De constatering op basis van de wijkexperimenten, dat migrantenjongeren eigenlijk niet mee praten over vraagstukken van opvoeding en onderwijs, wordt door alle drie de landelijke groepen belangrijk gevonden. De initiatiefgroep en de landelijke oudergroep hebben er daarom op aangedrongen dat de “afwezigheid” van jongeren een van de hoofdthema’s van het tweede projectjaar wordt. Belangrijk daarbij is niet alleen om te kijken hoe jongeren mee kunnen praten, maar vooral ook om van jongeren te horen wat hun ervaringen, gedachten en gevoelens zijn als het om opvoeden en opgevoed worden.

 

Tot slot en blik vooruit

 

Het meewerken aan het eerste jaar van het project Opvoeden is een gesprek is voor alle betrokkenen een avontuur geweest. Als mensen aan het onderwerp opvoeden denken, denken ze meestal aan de vraag: Hoe moet je opvoeden?

Maar over die vraag gaat het in dit project niet. Wel over de vraag wat is opvoeden? En vooral, wat is opvoeden als je vanuit een ander land in Nederland bent komen wonen?

Gaandeweg hebben het projectteam, de twee kerngroepen in de wijken en de drie landelijke groepen meer grip gekregen op de vraagstelling van het project en zijn ze elk op hun eigen manier enthousiast aan de slag gegaan om de kernvragen van het project in de volle breedte te verkennen.

Het tweede jaar van het project staat in het teken van verdieping. In dit jaar zullen drie hoofdthema’s centraal staan:

1. Jongeren aan het woord

Uit de experimenten en de ervaringen binnen de landelijke groepen blijkt dat jongere migranten eigenlijk nauwelijks meedoen aan het gesprek over opvoeden en onderwijs. Er wordt veel over hen, maar weinig met hen gesproken. Om hierin verandering te brengen zijn er twee deelexperimenten ontwikkeld die vanaf september 2011 worden uitgevoerd.

  1. Een experiment in Utrecht, met als titel Jong gedaan-Oud geleerd waarin migrantenjongeren en ouders eerst apart en dan samen hun beelden over elkaar presenteren en met aanbevelingen komen hoe het onderlinge gesprek tussen deze twee groepen bevorderd kan worden.
  2. Een experiment in Rotterdam waarbij migranten jongeren een advies zullen uitbrengen aan het VMBO en MBO en hun omgeving over hoe zij denken dat vroegtijdig schoolverlaten voorkomen kan worden.

 

2. Ouders en instellingen

De relatie tussen migrantenouders en professionals van instellingen en scholen en de vraag hoe deze er in de toekomst uit moet zien is een ingewikkeld vraagstuk dat een andere verkenning en invulling behoeft. Voor deze lijn heeft de landelijke oudergroep van het project een programma ontwikkeld bestaande uit het opstellen van een concept manifest met de visie van de ouders, een interviewronde met professionals over de denkbeelden in dit manifest en het organiseren van een conferentie in mei 2012 waarin het gesprek tussen professionals en ouders en de vraag hoe dit anders ingevuld kan worden, centraal staat.

3. Opvoeden in een globaliserende wereld

Migranten hebben onder andere door hun familierelaties veel te maken met invloeden uit andere delen van de wereld. Tot hun spijt hebben ze soms weinig inzicht in de actuele ontwikkelingen die zich in het land van herkomst afspelen. Dit geldt zeker voor een onderwerp als opvoeden. Voor professionals in Nederland geldt eveneens dat zij weinig inzicht hebben in de discussies elders. Om in deze lacune te voorzien is er door Mildred Uda-Lede, Ibrahim Yerden en Nicolien Zuijdgeest een korte verkenning uitgevoerd naar de stand van zaken in het gesprek over opvoeden in Suriname, Turkije en Marokko. De uitkomsten van deze verkenningen worden in een aparte publicatie verwerkt die op 18 november gepresenteerd wordt tijdens de conferentie over pedagogische ontwikkelingen in een drietal landen van herkomst die vanuit het project, in samenwerking met experts uit die landen georganiseerd wordt.

Naast deze drie hoofdthema’s zullen in het tweede jaar een aantal subthema’s uit het eerste jaar publiekelijk aan de orde worden gesteld worden door middel van een serie essays. Onderwerpen van deze essays zijn:

  • De kloof tussen migrantenouders en kinderen
  • De benadering van alleenstaande Antilliaanse tienermoeders
  • Normerende instituties
  • De gemiste kansen van Marokkaanse vaders
  • Opvoedingsidealen
  • De noodzaak om migrantenouders publiekelijk te waarderen

Auteurs:

  • Mohammed Benzakour, publicist, columnist en schrijver
  • Francio Guadeloupe, wetenschappelijk medewerker aan de afdeling antropologie en sociologie van de Universiteit van Amsterdam
  • Femke Takes, filosoof aan de pedagogische faculteit van de Radboud Universiteit
  • Rabiaa Bouhalhoul, projectleider integratiedebatten bij de gemeente Rotterdam
  • Özgan Gölpinar, schrijver, publicist en programmamanager Culturele Diversiteit bij het Fonds BKVB
  • Erry Stoové, voorzitter van de Raad van Bestuur van de SVB

Het is de verwachting dat deze essays die soms prikkelend geschreven zijn reacties van anderen uit zullen lokken en daarmee een bijdrage leveren aan de verdieping van de thema’s. Ook in het tweede jaar zullen de plaatselijke en landelijke groepen op zoek blijven gaan naar nieuwe invalshoeken en belangrijke thema’s. Op basis van de uitkomsten van de nieuwe en de oude experimenten zullen programma’s en methodes uitgewerkt worden voor groepen in de samenleving die in hun wijk, buurt of gemeente zelf aan de slag willen met het organiseren van het gesprek over opvoeden vanuit het perspectief van migranten. 

Amsterdam, september 2011

Het projectteam Opvoeden is een gesprek

Dilek Karaağaçlı
Lone von Meyenfeldt
Frank von Meijenfeldt
Saskia Moerbeek
Wim Budding